43e editie van de kattestoet op 13 mei 2012 !

Van kattenwerpen tot kattenstoet

Hoewel Ieper niet de enige stad is waar in de middeleeuwen katten gebruikt werden als slachtoffer bij allerlei volksspelen, vb kattenknuppelen tijdens de kattenfoor,  is het een van de weinige steden waar dit ritueel nog steeds plaatsvindt, zij het met pluche in plaats van met echte katten.

De geschiedenis van de kattenfeesten is een mengeling van waarheid en fantasie, van legenden en historische feiten.

Volgens Jan Breyne, stadssecretaris van Ieper, bleef het gebruik van de kattenwerping in Ieper standhouden omdat er zoveel katten aanwezig waren in de stad. De katten moesten de hallen waar het laken opgeslagen was, vrijwaren van ratten en muizen.  Maar de katten gaven zich niet alleen over aan de jacht – maar ook aan hun voortplantingsdriften. In plaats van met een overschot aan ratten en muizen zat Ieper met een overschat aan katten.  Er werd niets beters op gevonden dan de dieren van de Halletoren te gooien als middel van verdelging.

Het werpen van levende katten vanuit de Belforttoren gebeurde in Ieper met korte en langere tussenpauzes tot in 1817. Wanneer dit ritueel voor het eerst plaatsvond is niet zeker. De vroegste beschreven sporen over het kattenwerpen kan men pas zien in de stadsrekeningen uit de jaren 1410-1420 waarin daarover werd geschreven. Van 1817 tot aan de 1ste WO bleef er van de kattenfeesten in Ieper enkel nog het spelen van de beiaard op  kattenwoensdag over (tijdens O.L. Heer hemelsvaartfoor).

In 1938 op 13 maart ging een soort kattenstoet door. De stadsnar beklom de toren om de pluchen katten naar beneden te gooien, samen met witte en rode papiersnippers.

Tijdens de 2de WO werd de kattenstoet weer stil gelegd.  Maar op 17 maart 1946 werden er weer pluchen katjes gegooid, voorafgegaan door een kleine stoet en “de veroordeling van de kat” op de grote markt.

Op de tweede zondag van de vasten van 1955 was de 1ste grote kattenstoet een feit. Een grootste stoet met 1500 figuranten, die allen werden getooid in prachtige kostuums en maskers en reden op indrukwekkende praalwagens.

Tot in de jaren 80 was Ieper meer bekend om zijn kattenstoet dan om het oorlogstoerisme. In 1991 werd, om financiële redenen, besloten  om de frequentie van de stoet terug te brengen tot eens in de 3 jaar.

De stoet zelf, die steeds plaats vindt op de 2de zondag van mei, kende doorheen

de jaren weinig ingrijpende veranderingen. Onder leiding van de huidige regisseur werd er hier en daar wat gerenoveerd aan de stoet, maar steeds blijven de terugkerende thema’s met daarin de gevestigde kattenstoetwaarden bewaard. In het onderdeel “Ieper kattenstad”  bv  vinden we Cieper terug, de Ieperse reuzenkat, die op 1 januari 1955 werd voltooid naar een ontwerp van Frans van Immerseel. Hij is 6 meter hoog, bedekt met zwart-wit fluweel en draagt rond zijn nek een rood-wit lint met een bel. Tijdens een uitwisseling tussen de Ieperse kattenstoet en de Zwevegemse Berenstoet in 1960 ontmoette Cieper , zijn toekomstige echtgenote, Minneke, een Zwevegemse die op 8 mei van dat jaar te gast was in de Ieperse stoet.  Een paar maanden later verloofde het paar zich tijdens de Berenstoet. Door het haperen van enkele elektriciteitskabels stond Cieper letterlijk in vuur en vlam. Minneke Poes, eveneens ontworpen door Van Immerseel, werd in 1971 aan Ieper geschonken.

Het kon niet uitblijven : uit de liefde van Cieper en Minneke Poes werd Piepertje geboren. De reuze-baby zag, net zoals zijn moeder  het levenslicht in Zwevegem. In de ochtend van de 20ste kattenstoet op 12 mei 1974 werd hij naar Ieper verhuisd, juist op tijd voor zijn blijde intrede tussen pa Cieper en ma Minneke Poes. Piepertje was echt een buitenbeentje, en sommige, noemden hem “ het lelijke eendje” van de familie. Nu eens kwam hij in een rosse pels naar buiten, dan weer helemaal zwart. Het was eigenlijk een kind waarmee weinig aan te vatten was. En wat met dergelijke kinderen nogal eens voorvalt, gebeurde hier ook : Piepertje was amper in de puberteit of hij verliet pa en ma, zei “goedenavond” aan de Ieperlingen, nam zijn bazatse en verliet de  stad zonder ooit nog wat van zich  te laten horen.

Het kattenfeest eindigt niet met de stoet. De Ieperse stadsnar trotseert de vele trappen van het belfort om de katjes (in pluche) naar beneden te werpen.

Vervolgens herstelt de stad Ieper met een eigenzinnige eenakter de traditie van de “heksenverbranding”. De Vlaamse edelen, de zwervende katten, de grootinquisiteur en de paters doen hun intrede, gevolgd door een joelende menigte en middeleeuwse soldaten. De heksenkooi rijdt voor. De kerk oordeelt : de krijsende heks zal branden. De beulen doen hun werk. Vlammen stijgen ten hemel. Het geluid verstomt en sterft uit  in een angstaanjagende stilte.

TOT BINNEN  3 JAAR !!

MIAUW !!

 

Bronvermelding :

“de nieuwe belleman ; ’t kattebelletje” , mei 2009

“Katten histories”, Van Kattenfeest tot kattenstoet, 2000, Iepers stadsbestuur

Moesen Annemie, “De kattenfeesten te Ieper “, Een analyse van de kattenstoet en het kattenwerpen aan de hand van de theorie van Hobsbawn, doctoraalscriptie academiejaar 2004-2005